Als je nu de kans had om het Times Square van de jaren 20 op te lopen (if only…), dan zou je omringd worden door zwierige neonlichtreclames die je uitnodigen een theater of bar binnen te stappen of om een Chevrolet aan te schaffen. Neon — met edelgas gevulde buizen — was in deze jaren de crème de la crème op het gebied van reclameborden en deed alle voorbijgangers even tot stilstand komen. Zelfs als je je ogen even sloot, dansten de letters nog na op je netvlies. 60 jaar later had neonlichtreclame flink wat imagoverlies geleden. Het werd vooral nog geassocieerd met een aftandse kroeg, nachtwinkel of coffeeshop; de etablissementen die zich geen moderne lichtbakken konden veroorloven. Maar in de jaren daarna maakte neonlicht een comeback, en tegenwoordig heeft het zelfs een soort cultstatus vergaard. Hippe barretjes die een vintage look willen uitstralen, adverteren weer met neon en ook thuis misstaat een neon sign niet.
Hoewel je het misschien niet zo snel zou denken, sluit neon ook goed aan bij onze huidige liefde voor ambachtelijkheid. Het maken van neonlampen is namelijk een heel bewerkelijk proces, absoluut geen massaproductie. De glazen buizen worden met de hand geblazen in kleine glasblazerijen. Doordat de buizen naar lieve lust gebogen en gevormd kunnen worden kan een heel persoonlijk ontwerp worden gemaakt. Het resultaat voelt spontaan en intiem aan, iets wat met moderne LED-verlichting niet te evenaren is. Misschien is het juist deze dubbele lading van neon, reclame en ambacht tegelijkertijd, die ook zoveel beeldend kunstenaars heeft aangetrokken. Zo ook een van de buitengewone buizenbazen van de kunstwereld: Cerith Wyn Evans (Wales, 1958). Net als neonreclames op straat eisen zijn neonteksten onmiddellijk mijn aandacht op. In de tentoonstelling Jump into the Future in het Stedelijk Museum Amsterdam in 2017-2018 zag ik zijn werk One of the most notorious… en ik was verkocht.