De Kunstmeisjes 05 september 2017

GO | NO GO #75: Green hair, don’t care

Gaan of niet gaan: dat bepaal je zelf. Wij geven je – met een kritische blik – tips voor tentoonstellingen. We trappen het culturele seizoen af met de expositie ‘Van Fauvisme tot Surrealisme. Joodse avant-gardekunstenaars uit Hongarije.’ in het Joods Historisch Museum.

Het culturele seizoen is weer geopend en het duizelt ons – in a good way – van alle nieuwe expo’s die op de planning staan. We beginnen echter met een tentoonstelling die al een tijdje loopt en die je nog op de valreep mee kunt pakken: Van Fauvisme tot Surrealisme. Joodse avant-gardekunstenaars uit Hongarije. Wij zijn het erover eens dat de titel erg specifiek is: de kunstenaars in deze expo zijn Joods, avant-gardistisch en komen uit Hongarije. Hoeveel kunnen dat er zijn, twee, drie? Think again, onze broeken zakken spontaan af van verbazing als we door de ruimtes van deze expositie lopen: een hele nieuwe wereld van – ons tot nu toe veelal onbekende – kunstenaars ontvouwt zich voor onze ogen.

Mocht je nu op het puntje van je stoel zitten: het zijn negentien kunstenaars die zowel Joods, Hongaars, als avantgardistisch waren. Ze begonnen met wat minder: de invloedrijke groep Nyolcak (De Acht) kickstartte de artistieke vernieuwing in Hongarije aan het begin van de vorige eeuw. Ze lieten zich inspireren door Duitse expressionisten en Franse fauvisten en zetten zich af tegen het idee van schilderen naar de natuur: je hoefde je niet altijd aan de regels te houden. Wanneer je verder de expositie induikt, kruip je vanzelf in de woelige geschiedenis van Europa in de eerste helft van de vorige eeuw: revoluties, opkomend antisemitisme, nieuwe kunststromingen die voorgoed breken met klassieke noties van kunst. Niet alleen Parijs, Berlijn en Wenen waren hoofdsteden voor artistieke vernieuwing: Boedapest deed er niet voor onder. Van nationale helden Róbert Berény (zie hieronder) en Lili Ország, tot de wereldberoemde Moholy-Nagy, deze tentoonstelling met werken uit privécollecties en Hongaarse musea laat zien dat er nog zoveel meer te ontdekken valt.

Links: Róbert Berény, Zelfportret met hoge hoed, 1907. Foto: István Füzi. Janus Pannonius Múzeum, Pécs | Rechts: Dezsö Czigány, Zelfportret, 1909. Privécollectie, beide via het Joods Cultureel Kwartier Amsterdam.

Het wemelt van de krachtige kunstwerken in deze expositie. Het begint goed met de fauvistische werken, die ons doen denken aan Cézanne: groene borsten, paarse bomen, krachtige blikken in de portretten, perspectieven die niet altijd kloppen, dikke contouren. Het ultieme voorbeeld hiervan is het zelfportret van Dezsö Czigány, ook wel ‘het groenharige monster’ genoemd (zie hierboven). Czigány lijkt met zijn blik je ziel te doorboren, terwijl er een lichtelijk angstaanjagende intensiteit van hem afstraalt. Hij maakt geen excuses voor zijn aanwezigheid, eist je aandacht op en doet wat hij zelf wil – green hair, don’t care. Hoewel wij dachten dat dit groene haar hem de vleiende titel ‘monster’ had gegeven, blijkt er na wat onderzoek een morbide verhaal achter deze getalenteerde kunstenaar te zitten: geplaagd door hevige depressies vermoordde hij in 1937 zijn gezin, waarna hij zelfmoord pleegde. Kunstenaar én moordenaar, killing it both ways. Alleen al voor zijn zelfportret waar je honderd-en-één verschillende dingen in kunt zien, is een bezoek aan deze tentoonstelling de moeite waard. De kunstgeschiedenisles die volgt is een heel fijne bonus.

Hoe pak je dat aan, een tentoonstelling organiseren met werken van bijna twintig kunstenaars die – let’s assume – weinig mensen kennen? Dan heb je veel biografische informatie nodig, uitleg over politieke veranderingen, historische context, enzovoorts enzovoorts en terwijl we deze zin typen vervelen we ons al. Gelukkig valt het in werkelijkheid waanzinnig mee. Het Joods Historisch Museum breekt de expositie open met een sterk zelfportret van Róbert Béreny (hierboven te zien), waardoor je meteen geprikkeld bent. De focus in de tentoonstelling ligt verder echt op de kunstwerken: geen eindeloze wandteksten en biografische informatie naast de werken. De kennis ligt desondanks wel voor het grijpen, maar op een subtielere plek: in de zalen staan – vrij laag – borden waar je omheen kunt lopen en waarop je de biografieën van alle kunstenaars kunt lezen, inclusief mooie historische foto’s. Het is heel simpel in deze tentoonstelling: wil je meer weten, look down, wil je pertinent alleen mooie kunst zien, look up. Dat gezegd hebbende, vinden we in de laatste zaal naast sommige kunstwerken bordjes met een inhoudelijke analyse: wat zien we, wat betekent het? Deze zijn zo goed geschreven dat we het jammer vinden dat er niet wat meer van zulke bordjes, verspreid over de kunstwerken, te vinden zijn. Mede door de roerige politieke en historische context, zouden bepaalde werken meer gaan leven met behulp van iets meer uitleg. Nu blijft het bij een – weliswaar hele mooie – introductie van een groep getalenteerde kunstenaars uit het verleden.

Róbert Berény, Ten oorlog! Ten oorlog!, 1919. Hongaars Nationaal Museum – Boedapest, via het Joods Cultureel Kwartier, Amsterdam.

Zelf bezoeken?

Hoe lang doe je er over?
45 minuten
Expert level
Beginners | Gevorderden | Crazy pro
Meer weten

Hoe leer je een cultuur beter kennen dan door middel van eten? We like the way you think, Joods Historisch Museum. Op 10 september krijg je tijdens de Hongaarse middag (12:00-16:00 u.) namelijk hapjes, maar ook een docu, een rondleiding door de expositie en muzikaal vermaak, helemaal voor niets. Als je dan helemaal in Hongaarse sferen bent, stap je aansluitend op de fiets en ga je naar De Balie voor de speciale thema-avond over de Joodse avant-garde in Hongarije. Voormalig directeur van het JHM en curator van de tentoonstelling Van Fauvisme tot Surrealisme Joël Cahen vertelt samen met andere interessante gasten over deze periode in de (kunst)geschiedenis.

De tentoonstelling ‘Van Fauvisme tot Surrealisme. Joodse avant-gardekunstenaars uit Hongarije.’ is t/m 24 september 2017 te zien in het Joods Historisch Museum.

Meer informatie