Zo’n vijftien jaar geleden stond in Hoog Catharijne, net na de uitcheckpoortjes en ter hoogte van de Bruna en de Smullers, iedere dag dezelfde Straatnieuwsverkoper. Een kleine, wat gedrongen man, altijd een grote lach op zijn gezicht. Met een stapeltje kranten in zijn hand riep hij naar voorbijgangers: ‘Hallo, mooie mevrouw, meneer! Mooie krantjes op een mooie dag!’ Lief vond ik dat, en ook droevig, want die man was natuurlijk dakloos. Tegenwoordig zie je veel dak- en thuislozen in Utrecht. Hoeveel het er precies zijn, weten ze niet eens, want het zijn lang niet altijd mannen met groezelige baarden die slapen op een bankje in het park. Er zijn ook een hoop rondzwervende vrouwen en zelfs kinderen, die dan vaak van bank naar bank hoppen bij vrienden of overnachten in een auto of vakantiewoning. Het is trouwens een landelijk probleem. Naar schatting waren er begin vorig jaar zo’n 31 duizend dak- en thuislozen in Nederland, maar het daadwerkelijke aantal ligt waarschijnlijk nog veel hoger.
SPECIAL: (Z)ONDERDAK
Sinds begin jaren tachtig komt dakloosheid regelmatig terug als thema in de kunst. Vooral in Amerika, waar in die periode sprake was van een soort “oerknal” van mensen zonder huis. Onze redacteur Maartje Knepper dook in dat stukje kunstgeschiedenis. Kan kunst daadwerkelijk een verandering teweegbrengen?

Sinds begin jaren tachtig komt dakloosheid regelmatig terug als thema in de kunst. Vooral in Amerika, waar in die periode sprake was van een soort “oerknal” van mensen zonder huis. Veel van deze kunstenaars maken zogenoemde ‘sociale kunst’. Ze willen met hun werk vragen stellen en bewustzijn vergroten. Maar kan hun kunst ook een soort opzweper zijn om daadwerkelijk iets te veranderen?


Thuis op wielen
Het ziet eruit als een ballistische raket of als nieuwe uitvinding van een gestoorde professor, maar het gevaarte op de foto is een mobiel huis voor daklozen. De ontwerper is de van oorsprong Poolse kunstenaar Krzysztof Wodiczko (1943) die zich afvroeg wat hij toch kon betekenen voor the-down-and-out die hij eind jaren tachtig plotseling op zowat iedere straathoek van New York zag rondscharrelen. Hij maakte eerst wat prototypes van zijn voertuig en liet die testen door een groepje daklozen uit de buurt. Zij bleken het meest te verlangen naar een veilig onderkomen voor de nacht en zouden als het even kon graag een kleine bijdrage leveren aan de samenleving. Dus knutselde Wodiczko in het stalen vehikel een overdekte slaapplek, een wastafel en een klein wc’tje. Onderop zat een draadkooi waarin de stadsnomade lege blikjes met statiegeld kon verzamelen. Sympathiek idee, maar eerlijk is eerlijk, het eindresultaat ziet er tamelijk unheimisch uit. Daarbij kostte het produceren van één zo’n daklozenslee ruim 10.000 dollar – geen zwerver die zich dat kon veroorloven. Met zijn machineoffensief in de straten van New York wilde de kunstenaar ons, de toeschouwer, natuurlijk vooral aan het denken zetten. ‘Ah, dus dit is het niet? Wat heb jij dan voor suggestie?’

Dorpsoverleg
Halverwege de jaren tachtig verschenen in New York opvallende billboards met de slogan ‘If you lived here… you would be home now’. Met deze campagne probeerden projectontwikkelaars de toenmalige Amerikaanse ‘havermelkelite’ naar Manhattan te lokken. Talloze flats in achterstandswijken moesten op de schop, om ruimte te maken voor de meest luxe stadsappartementen. Dat ging uiteraard ten koste van de oorspronkelijke bewoners die zoiets nooit zouden kunnen bekostigen. Over dit soort gentrificatie, die in het ergste geval kan leiden tot dakloosheid, maakte kunstenaar Martha Rosler (1943) in 1989 een baanbrekende tentoonstelling. Of nou ja, het was meer een soort activistisch platform, met museale installaties, lichtreclames in de stad en Town Meetings waarin de kunstenaar krakers, buurtbewoners, schoolkinderen, architecten en dak- en thuislozen uitnodigde om hun visie te geven op het huisvestingsprobleem. In 2010 herhaalde Rosler haar project in het Utrechtse kunstcentrum Casco, waar ze een hoek inrichtte met documentatie over de lokale daklozensituatie. De kwestie werd – alle inspanningen ten spijt – uiteindelijk niet opgelost, maar er werd in elk geval eens goed over gepraat.

Arte Útil
Hoewel het veel sociale kunstenaars gaat om aandacht vragen of bewustwording, zijn er ook bij die direct resultaat willen boeken. Zo ontving het Oostenrijkse kunstcollectief WochenKlausur in de jaren negentig een uitnodiging om een tentoonstelling te maken in het museum van de Wiener Secession. Toen de kunstenaars een kijkje namen bij deze eervolle tentoonstellingsplek, zagen ze dat het op het plein voor het statige gebouw wémelde van de daklozen. Prompt bedankten ze voor de eer en besloten ze dat ze hun tijd beter konden besteden door een simpel wit busje om te bouwen tot mobiel daklozenziekenhuis. Artsen verleenden er gratis medische zorg aan alle thuislozen van Wenen en nog steeds worden iedere maand zo’n 700 mensen in het busje geholpen. Is dat eigenlijk nog kunst te noemen? Het is in elk geval een voorbeeld van wat de Cubaanse kunstenaar Tania Bruguera ‘Arte Útil’ heeft genoemd, nuttige kunst. Je zou kunnen zeggen dat het kunstige er dan in zit dat je afziet van het produceren van kunst en in plaats daarvan daadwerkelijk iets voor iemand doet. En je zou ook kunnen zeggen: doet het er écht toe of het kunst is?

Regenboogkunst
Toen kunstenaars Saskia Janssen (1968) en George Korsmit (1953) in 2005 lesgaven aan de kunstacademie, merkten ze dat hun studenten nogal in een bubbel leefden. Ze besloten ze mee te nemen naar een voor hen totaal onbekende wereld: inloophuis Blaka Watra, vlakbij het Centraal Station in Amsterdam, een plek waar de Regenboog Groep dakloze Amsterdammers opvangt. Uit dit klassenuitje ontstond ‘The Rainbow Soulclub’, een collectief waarbij professionele kunstenaars en bezoekers van de inloop samen activiteiten ondernemen die vaak uitmonden in iets wat je kunst zou kunnen noemen, maar dat niet per se hoeft te zijn. Zo waren er eerder tekensessies met drugsverslaafden, werd er gekampeerd uit protest tegen de bureaucratie én werd er geschilderd, gekleid en gefilmd. In een tentoonstelling in projectruimte Rozenstraat in de Jordaan werden bezoekers uitgenodigd om kleding te ruilen met een dakloze. Dat riep onvermijdelijk vragen op als: waarom vind ik het dragen van kleding van een dakloze ongemakkelijk of zelfs vies? En hoe zou ik het vinden om in afgedankte kleding over straat te moeten? Door dit soort kwesties aan te kaarten, verkleint de club de kloof tussen niet-daklozen en de groep medestadsbewoners die zij vaak niet zien. Of toch vooral: niet willen zien.