Nikki Mantel 15 januari 2021

Highlight #27: Besties in Parijs

Sommige kunstwerken en kunstenaars kunnen niet genoeg aandacht krijgen als je het ons vraagt! In onze rubriek ‘Highlights’ nemen onze redacteuren jullie daarom mee naar een van hun favorieten. Nu stedentripjes er deze donkere dagen niet in zitten, neemt Nikki je mee naar het Parijs van besties Thérèse Schwartze en Wally Moes.

In een lockdown is er niets lekkerder dan bingewatchen. Mijn favoriete serie? Gossip Girl. Vooral de eerste twee seizoenen vind ik het leukst, waarin Serena en Blair continu in een machtsstrijd zijn verwikkeld over wie de Queen Bee van de prepschool mag zijn. Er wordt fysiek geweld gebruikt, zoals slaan met hockeysticks, of verbaal geweld van Blair die aan een ruimte vol met hotemetoten van Ivy Leagueuniversiteiten verkondigt dat Serena een drugsverslaving heeft. Verreweg de meeste aanvallen zijn nare woorden via het online platform Gossip Girl. Er is wel altijd iets dat ik mij afvraag wanneer ik deze serie kijk: hoe kunnen deze mensen vriendinnen zijn?! Ze hebben dingen gemeen, maar de onderlinge verschillen zijn vele malen groter. Blair is een enorme streber en onaardig, maar ook uiterst onzeker, Serena lijkt daar geen last van te hebben. Zij is meer het go with the flow-type dat met iedereen een praatje maakt en haar aanbidders met veel charme toelacht, en daardoor veel voor elkaar krijgt. Het is een onevenredige vriendschap. Tot mijn verrassing kwam ik onlangs in de kunstgeschiedenis ook een dergelijke vriendschap tegen. Uiteraard niet zo’n karikatuur als S & B, maar ook een vriendschap waarvan je denkt: hóé dan? Ik heb het over de vriendschap tussen Thérèse Schwartze (1851-1918) en Wally Moes (1856-1918).

Therese Schwartze, 'Portret van een jonge vrouw met de hond Puck', 1879. Rijksmuseum Amsterdam.
Wally Moes, 'Fortunata', 1884, Collectie Singer Museum, Laren.
Therese Schwartze, 'Portret van een jonge vrouw met de hond Puck', 1879. Rijksmuseum Amsterdam.
Wally Moes, 'Fortunata', 1884, Collectie Singer Museum, Laren.

Je kent vast wel van die mensen om jaloers op te worden, die alles mee hebben; uiterlijk, charme en talent. Met deze vlotte verschijning wil je bevriend zijn. De vriendschap tussen Wally Moes en Thérèse Schwartze begon zo. De jonge opkomende Moes vond in de gevestigde Schwartze een soort oudere zus, en andersom was Moes een fijne vriendin voor Schwartze met wie ze haar liefde voor de kunst kon delen. Ze waren allebei harde werkers, maar waar Moes keihard moest werken om haar schilderijen te verkopen (Think Blair Waldorf), had Schwartze een neusje voor mooie kansen en opdrachten (voel je die Serena-vibes?). Schwartze was een gewild portretschilder, van high society tot generaals en zelfs kroonprinses Wilhelmina werd door haar vereeuwigd. De hoeveelheid opdrachten die zij ontving waren uitzonderlijk voor een vrouwelijke kunstenaar in de 19e eeuw. Moes daarentegen hoopte eigenlijk dat ze geen opdrachten voor portretten zou krijgen, ‘zodat niemand zou zien dat ze geen natuurlijke gelijkenis kon maken’. Haar woorden, niet de mijne. Ondertussen experimenteerde ze in haar atelier met portretten van straatkinderen, boeren en arbeiders. Zij was in die zin nog zoekende naar haar identiteit als kunstenaar. Vrouwelijke kunstenaars hadden het in deze periode lastig om serieus genomen te worden omdat ze vaker gezien werden als hobbyisten in plaats van professionele kunstenaars. Schwartze was dus als succesvol kunstenaar een uitzondering op de regel. Toen zij in 1884 aan Moes voorstelde samen naar Parijs te gaan om daar een paar maanden te werken en te studeren, was Moes dan ook enthousiast. Zo kon ze van Schwartze leren en samen genieten van alles dat Parijs te bieden had (en nog steeds heeft). In tegenstelling tot de vriendschap tussen Blair en Serena hebben Moes en Schwartze nooit gemene dingen tegen elkaar gedaan, maar in de memoires van Moes lees je wel een enorm minderwaardigheidsgevoel terug, wat in Parijs steeds groter zou worden. 

Thérèse Schwartze, 'Portret van Wally Moes', 1884, Collectie Singer Laren

Oh Parijs, wat een heerlijke stad is dat toch. Als ik aan Parijs denk dan is het eerste dat ik zie het uitzicht over de stad gezien door de klok op de zolder van het Musée d’Orsay. Daar sta je tussen schitterende 19e-eeuwse schilderijen en je kijkt uit over de stad waar veel van die kunstwerken zijn gecreëerd. Parijs had in de 19eeeuw een magische aantrekkingskracht op kunstenaars. Het was de place to be voor de gemiddelde kunstenaar, zo ook voor vriendinnen Schwartze en Moes. Schwartze had de contacten in Parijs, en Moes profiteerde (in eerste instantie) enorm van de allure die Schwartze met zich mee bracht. Samen bezochten ze feestje na feestje en ontmoetten ze veel mensen van de Parijse jetset. In de memoires van Moes over hun avonturen in Parijs lees je over Moes die haar lachen moet inhouden als Schwartze een droge opmerking maakt naar een stugge grijze man, en over Schwartze die bij een chic etentje de klok een uur vooruitzet zodat ze ongegeneerd eerder weg kunnen om een kunstenaar aan de andere kant van de stad te ontmoeten. Maar het was zeker niet lang leve de lol, want het doel van de reis was natuurlijk ‘om even flink te gaan studeren’. Sidenote: waar de Nederlandse academies in 1884 al kunstonderwijs voor vrouwen aanboden, deed de Académie in Parijs dat niet. Tsja, je kon als vrouw dan wel terecht in een van de vele privé-academies, maar die waren zeker ook niet alles. Als we het dagboek van de (destijds) bekende Russische kunstenaar Marie Bashkirtseff (1858-1884) mogen geloven, waren privé-academies volgestouwd en was het een harde wereld waar de vrouwen minder serieus werden genomen dan de mannen. Schwartze en Moes pakten hun tijd in Parijs daarom anders aan; ze woonden, werkten en studeerden vanuit een appartement annex atelier.

Doordat ze alles samen deden deelden ze ook hun modellen. Zo laten de portretten Jonge vrouw met de hond Puck (1879-1884) van Schwartze en Fortunata (1884) van Moes hetzelfde model zien, waar ook de verschillen tussen de twee kunstenaars duidelijk worden. Op beide portretten zien we een vrouw met het haar in een knotje en een kenmerkende Italiaanse jurk aan; er waren in die tijd veel Italiaanse immigranten in Parijs. Schwartze maakt er een luchtig portret van door een hond toe te voegen, maar ook door het model van de achterzijde te portretteren. De lichtwerking is ook ontzettend mooi; kijk hoe haar gezicht half in de schaduw valt, maar hoe helder haar rug is. Daarnaast geeft de hand in haar zij een speels effect. Op het portret van Moes daarentegen ziet de vrouw er terneergeslagen uit; de schouders hangen en ze heeft haar handen redelijk stijf langs haar lichaam hangen. Haar gezicht is heel mooi geschilderd, vooral door dat tintje donkerroze op haar wangen en de strakke kaaklijn. Dus de opmerking van Moes dat ze geen gelijkenis kon schilderen klopt natuurlijk niet. Maar je ziet wel dat Schwartze meer durf toont in haar werk, niet alleen door de hond en de houding van de vrouw maar ook door een lossere toets dan Moes te hanteren. Het werk van Moes is in dat opzicht vrij basic. 

Therese Schwartze, 'Zelfportret', 1888. Galleria degli Uffizi, Florence.

Naast werken en studeren was een exposeren ook reden om naar Parijs te gaan, en dan vooral op de Parijse salon. Hét evenement van het jaar. Als je daar iets won, dan telde je echt mee. Dus stuurden ze allebei een werk in. Schwartze maakte een portret van een jurylid van de Salon. Daar zien we dat neusje voor kansen van Schwartze weer, haar werk werd dan ook toegelaten. Moes maakte een portret van een jonge smidse. Toen de inzendingsdeadline naderde nodigden de vriendinnen tijdens hun wekelijkse receptie de schilder Léon Bonnat (1833-1922)  uit om feedback te geven op hun kunstwerken. Beiden hadden het goed gedaan, maar Moes moest de benen van de jongen wat bijwerken, en ook haar werk werd toegelaten! Tegenwoordig hangen schilderijen in musea altijd netjes naast elkaar zodat ieder werk goed tot zijn recht komt, maar dat was op de Parijse Salon eetotaal ander verhaal. Geen enkel werk kwam tot zijn recht, alles hing schots en scheef boven en onder elkaar. De beste werken plaatste de jury op ooghoogte geplaatst, à la rampe. Daar hing het portret van Schwartze, natuurlijk. Moes’ portret van de smidse hing helemaal tegen het plafond en was niet te zien. Moes was zwaar teleurgesteld dat niemand haar werk kon bekijken, want je exposeerde natuurlijk wel om gezien te worden. Schwartzes portret leverde haar een eervolle vermelding op, iets dat niet veel kunstenaars kregen op de Salon. Voor een vrouwelijke kunstenaar was dat dus al helemaal bijzonder. 

Moes profiteerde niet alleen meer van de allure die Schwartze met zich meebracht, maar ze werd er met name mee geconfronteerd. Het was een allure en vooral een durf die Moes niet bezat, en waar ze zich ook steeds bewuster van werd. Toen het tijd was om terug naar Amsterdam te gaan schreef Moes dan ook dat ze blij was om te gaan. Na zo lang intensief te hebben samengewerkt moesten de wegen weer scheiden om ‘alleen te kunnen heersen’. Daaruit kun je natuurlijk wel opmaken dat Moes zich overschaduwd voelde door de extraverte Schwartze. Na hun verblijf in Parijs verwaterde het contact en een dergelijke reis hebben ze al helemaal niet meer samen gemaakt. Bovendien verhuisde Moes naar Laren waar ze in andere kringen verkeerde. In tegenstelling tot S & B kregen Schwartze en Moes het niet voor elkaar om te eindigen met XOXO. Ze waren van besties naar kennissen gegaan. But they always had Paris.

Nikkis Highlights Fortuna is onderdeel van de collectie van Singer Laren en Portret van een jonge vrouw met de hond Puck is te vinden in het Rijksmuseum, Amsterdam.