Het strand op het schilderij ziet er aanlokkelijk uit. De lucht is strakblauw. De golven slaan tegen de branding, dikke klodders okergele verf verbeelden het zand. Silhouetten van palmbomen lijken heen en weer te wiegen in een zomers briesje. Je kunt de zee bijna horen ruisen. Mooie plek om je handdoekje uit te rollen? Think again. Over de schijnbare idylle hangt een donkere schaduw. Het strand in kwestie bevindt zich in het stadje Elmina in Ghana, en aan de horizon tekent zich Fort Elmina. Een groot en dreigend gebouw, waar tijdens de hoogtijdagen van het Nederlandse kolonialisme in de zeventiende eeuw gemiddeld drieduizend zwarte mensen per maand werden opgesloten, mishandeld en verscheept. Schokkend? We zijn er nog niet. Fort Elmina was slechts een van de vele slavenforten aan de Afrikaanse kust. Om deze duistere, nationale geschiedenis te onderzoeken reisde kunstenaar Hans Broek (1965) de afgelopen jaren door Ghana, Senegal, Suriname en Curaçao. In museum De Pont zijn de schilderijen die hij maakte naar aanleiding van zijn zoektocht nu samengebracht tot een compact, maar pijnlijk confronterend geheel.
GO | NO GO #307: Als muren konden huilen
Gaan of niet gaan: dat bepaal je zelf. Wij geven je – met een kritische blik – tips voor tentoonstellingen. Deze keer reisden we af naar Museum de Pont in Tilburg voor ‘The Things I Used To Do’ van Hans Broek.

Hans Broek schilderde voor The Things I Used To Do slechts de stenen en het cement van de gebouwen die hij bezocht. Op zijn levensgrote werken is geen mens te zien, alleen lege gangen, kamers, kelders en cellen. Toch kun je niet om de menselijke pijn heen. De architectuur van de slavenforten maakt meer dan duidelijk: als de muren konden praten zouden zij het hier uitschreeuwen. De indeling van de panden alleen al toont de doelbewustheid en schokkende precisie van de uitgeoefende onderdrukking, zo blijkt uit Machtsstructuur (2020). Op het werk in kwestie schildert Broek in donkere grijstinten een zijaanzicht van Cape Coast Castle, het slavenfort in Kaapstad, Zuid-Afrika. Als bij een schematische tekening uit een schoolboek plaatst hij fel afstekende witte vlakken in het schilderij, waarin te lezen valt waar de losse onderdelen van het pand voor dienden. Van boven naar beneden: ‘Gouverneursappartement’, ‘Kerk’ en ‘Ingang van de slavenkerker’. Over deze dwingende hiërarchie zegt Broek in de audiotour die bij de tentoonstelling hoort: ‘Je ziet hoe de macht verdeeld is in zo’n architectonische structuur. Door de kerk bovenop de slavenkerker te plaatsen creëerde de Nederlanders zo een nieuwe versie van de hemel en de hel’. Hoe die letterlijke en figuurlijke hel eruit zag laat Broek onder anderen zien in Dodencel (2020), waarop hij de buitenkant van de gevangenis voor opstandelingen afbeeldt. De kleine toegangspoort is diepzwart, erboven hangt een doodshoofd. In de audiotour vertelt Broek dat de gevangenen net zolang werden opgesloten tot zij verhongerden, maar zelfs zonder deze informatie was me al duidelijk dat niemand deze beklemmende ruimte levend verliet. In The Things I Used To Do volgt het ene nare feit na het andere. Van kerker loop ik naar ketens, van grauwe gangen naar gevangenissen. Ik luister naar verhalen over verkrachting, uitputting en doodslag. Moe, een beetje murw, maar bovenal nederig en een heel stuk wijzer loop ik de tentoonstelling uit. Hans Broek heeft mijn ogen weer een beetje verder geopend.

De indringendheid van de schilderijen zit in The Things I Used To Do niet alleen in de thematiek en het onderwerp, maar minstens zo in de manier van schilderen. Broek, die vooral bekend werd met strakke, gestileerde schilderijen van het landschap in L.A., gooide, naar eigen zeggen, voor deze werken alle regels overboord. Op elk schilderij is de verf grof aangebracht. Het oogt woest, soms bijna agressief. Tegelijkertijd lijken de dikke lagen zwart en grijs, soms in minimale mate aangevuld met rood, geel, wit of blauw, met een verbazingwekkende precisie op het doek gesmeten te zijn. Elke penseelstreek zit precies op de juiste plek. De schijnbare onstuimigheid van de actie draagt bij aan het gevoel van urgentie, de dikke klodders en donkere kleuren maken de werken dreigend, alsof de geest van de gebeurtenissen daadwerkelijk in de stenen op het doek gevangen zit. Dit gevoel van aanwezige geschiedenis wordt opvallend genoeg versterkt door de galmende akoestiek van het pand waarin De Pont gevestigd is. Waarschijnlijk onbedoeld, maar wel effectief gaat het geroezemoes van mijn mede-bezoekers klinken als een wirwar van stemmen uit het verleden. Als een warboel van verhalen die ik nét niet kan verstaan, maar die we, zo wordt uit de tentoonstelling maar weer eens pijnlijk duidelijk, niet langer moeten, mogen en kunnen negeren.

Tijdens zijn onderzoek naar het Nederlandse slavernijverleden ontdekte Hans Broek dat hij een nazaat is van Adriaan Pieterszoon Raep. Tussen 1621 en 1638 was Raep admiraal voor de VOC, en zo was hij persoonlijk betrokken bij de slavenhandel. Deze gewaarwording maakte de zoektocht van Broek naast universeel ook persoonlijk. Een van de grootste werken in de tentoonstelling (acht meter breed, om precies te zijn) is het drieluik Voorouders met slavenkerkers (2020). Tegen een witte achtergrond staat in het midden Raep, de enige afgebeelde persoon in de hele expositie, die Broek losjes baseerde op zijn beeltenis op een schutterstuk in het Amsterdam Museum. Links en rechts van Raep hangen, stilistisch geheel in lijn met de andere werken uit The Things I Used To Do, opnieuw twee duistere en beladen doeken met daarop in rood en blauw een vrouwen- en mannenkerker. Rood-wit-blauw, sounds familiar. Met deze verwijzing naar de Nederlandse vlag bekritiseert Broek de “Hollandse glorie”, waarmee historische figuren als Raep, de zogenaamde helden van de VOC, nog altijd geassocieerd en omringd worden. In een context van harde feiten rekent hij niet alleen af met zijn eigen voorgeschiedenis, maar ook met die van mij en die van ieder ander die zich aangesproken voelt (of die zich aangesproken zou moeten voelen). Onze rijkdom en vrijheid werd vergaard over de ruggen van mensen van vlees en bloed. Opdat we dat nooit meer vergeten.
Zelf bezoeken?
Recentelijk verscheen bij de NTR een korte documentaire over een van de bloedigste opstanden uit het Nederlandse slavernijverleden. Voor de kust van Ghana namen de tot slaaf gemaakten die gevangen zaten op het Zeeuwse schip ‘De Neptunus’ het heft in eigen hand, met een fatale afloop. In de indrukwekkende documentaire volgt presentator Sophia Duysker de route die het slavenschip aflegde. Op haar reis bezoekt ze onder anderen Cape Coast Castle en Fort Elmina. ‘Opstand op de Neptunus’ is te bekijken via de website van de NTR.