Maartje Knepper 27 februari 2024

GO | NO GO #372: Meer dan een wittemannenclub

Gaan of niet gaan: dat bepaal je zelf. Wij geven je – met een kritische blik – tips voor tentoonstellingen. Deze keer nam onze redacteur Maartje Knepper een kijkje in het Centraal Museum in Utrecht voor de tentoonstelling ‘Op Scherp’.

Voor een blauwe schuur staan een meisje en een jongen. Zij, gekleed in een spijkerpak, hij in een geruite blouse en met een baseballpet op. Ze hebben elk een touw vast met daaraan een klein zwart stiertje. ‘Het is net een foto’, fluistert iemand naast me. Het is waar: het monumentale schilderij Angus with Blue Butler (1974) van Richard McLean, dat meteen bij binnenkomst van de tentoonstelling Op Scherp in het Centraal Museum aan de muur hangt, lijkt inderdaad bedrieglijk echt. Het is ook precies het soort werk dat ik me voorstel bij de term ‘fotorealisme’, waarover de tentoonstelling gaat, namelijk super Amerikaans, wit, macho, héél knap gemaakt en verder eigenlijk niet zo interessant.

Richard McLean, 'Angus with Blue Butler', 1974
Don Eddy, 'Blue Caddy', 1971, Collectie Centraal Museum, Utrecht
Richard McLean, 'Angus with Blue Butler', 1974
Don Eddy, 'Blue Caddy', 1971, Collectie Centraal Museum, Utrecht

Het fotorealisme, ook wel hyperrealisme genoemd, ontstond eind jaren zestig toen een groepje Amerikaanse kunstenaars zich afzette tegen de heersende abstracte kunst. Deze kunstenaars besloten foto’s zo goed mogelijk na te schilderen. Wat er op zo’n foto stond, interesseerde ze niet zo; ze kozen voorstellingen zoals die zich nu eenmaal aandienden in kranten of tijdschriften of op straat. Nou ja, ze wisten de echte ‘mannenonderwerpen’ er meestal wel uit te pikken, want ze waren nu eenmaal man en dat zouden we weten ook. Dus maakten ze schilderijen van neonlichtreclames, diners, motoren en blote vrouwen, waarin ieder detail haarscherp was. Dat klinkt als een beetje flauwe niets-aan-de-hand-kunst en dat was het eigenlijk ook. En, toegegeven, ook na het zien van de tentoonstelling in Utrecht ben ik nog steeds niet helemaal overtuigd van het werk van deze eerste generatie fotorealisten. Ja, het is razend knap en heus niet altijd af te doen als simpel kopieerwerk, want sommige schilderijen zijn opgebouwd uit meerdere foto’s en dat is echt een monnikenwerk, maar daar blijft het dan ook wel bij. Maar wat blijkt nu? Er waren naast dit wittemannenclubje nog veel meer fotorealisten. Vrouwen bijvoorbeeld. En Zwarte kunstenaars. En witte mannen die met hun werk wél een boodschap wilden uitdragen. En die zijn zeer de moeite waard.

Barkley L. Hendricks, 'Stanley', 1972

Zoals wel vaker, waren het enkele kunsthandelaren en invloedrijke curatoren die begin jaren zeventig bepaalden wie tot de eerste ‘officiële groep’ fotorealisten behoorde. Daardoor ontstond het idee dat alleen witte mannen dit soort schilderijen maakten. Ten onrechte, blijkt in de tentoonstelling in Utrecht. Zo hangen hier twee werken van de Afro-Amerikaanse kunstenaar Barkley L. Hendricks die in 1970 goedgeklede Zwarte Amerikanen – vaak bekenden en gewone mensen op straat – fotografeerde om die vervolgens heel realistisch en levensgroot te portretteren (en nu eens niet als karikatuur of als slaafgemaakte). Zo’n maatschappelijk thema kwam in het werk van de eerste generatie fotorealisten maar zelden voor. Wel bij Edward Kienholz. Van hem is in de tentoonstelling een werk te zien dat bestaat uit een echte autodeur met in het raam een zeefdruk van een foto van een groep mannen die op een parkeerplaats een Zwarte man castreert. De kunstenaar had de foto in scène gezet, maar het is evengoed weerzinwekkend. Hij wilde hiermee laten zien wat het betekent om als iemand van kleur in een witte maatschappij te leven, namelijk ‘als een bijna voortdurende castratie’. Het werk van Kienholz hangt tegenover een uiterst braaf schilderij van Robert Bechtle – van de oorspronkelijke club fotorealisten – waarop een ogenschijnlijk perfect gezinnetje in een Amerikaanse vinexwijk voor hun Ford-auto poseert. Het contrast tussen beide werken kan haast niet groter, waardoor de onzinnigheid van de door Bechtle geschilderde ‘Amerikaanse droom’ nog eens extra wordt benadrukt.

Esiri Erheriene-Essi, 'Main Lounge drinks on the Queen Mary (Cunard Lines)', 2023, © Esiri Erheriene-Essi, foto: Gert Jan van Rooij
Joan Semmel, 'Secret Spaces', 1976, Tate, London, foto: Tate
Audrey Flack, 'Wheel of Fortune', 1978
Joan Semmel, 'Secret Spaces', 1976, Tate, London, foto: Tate
Audrey Flack, 'Wheel of Fortune', 1978

En dan de vrouwen. Joan Semmel, Sylvia Plimack Mangold en Audrey Flack waren fotorealisten van het eerste uur, maar alleen die laatste werd als zodanig erkend. Van haar hangt in de tentoonstelling een gigantisch stilleven met fonkelende juwelen, een spiegel, make-up en tarotkaarten. Een verademing na al dat spierballenvertoon. In het tweede deel van de tentoonstelling – waar hedendaagse fotorealisten worden getoond – zijn de vrouwen zelfs in de meerderheid. Mooi is het werk van de Kameroenese Alida Ymele. Deze kunstenaar schilderde vrouwen die gedwongen gevlucht zijn als gevolg van een crisis. In het Westen verrichten zij vaak ongeziene en ondergewaardeerde arbeid. Omdat de vrouwen die Ymele wilde afbeelden liever niet gefotografeerd wilden worden, kroop ze zelf in hun huid om hun verhalen te vertellen. Het resultaat is de serie Shadow Women: zelfportretten naar geënsceneerde foto’s waarin ze aan het poetsen en schrobben is, haar gezicht transparant, onzichtbaar. Het is werk dat misschien minder levensecht is, maar toch in élk geval meer uit het leven gegrepen.

Zelf bezoeken?

Hoe lang doe je er over?
Het is een grote expo, dus toch gauw 1,5 uur
Expert level
Beginners | Gevorderden | Crazy pro
Meer weten

In straatkunst vind je een hoop fotorealisme. Zo maakt de Nederlandse graffitikunstenaar Judith de Leeuw (alias JDL) uiterst natuurgetrouwe muurschilderingen van mensen op de gevels van flatgebouwen. Die zijn soms wel tientallen meters hoog. Regisseur Deborah Faraone Mennella volgde haar voor de documentaire JDL – Behind the Wall bij het maken van een monumentale mural in Italië.

coverbeeld: Jhonie van Boeijen, ‘Girls Night’, 2021, © Jhonie van Boeijen

 

De tentoonstelling ‘Op Scherp’ is nog t/m 9 juni 2024 te zien in het Centraal Museum in Utrecht.

Meer informatie