De tentoonstelling American Photography in het Rijksmuseum opent met een knutselwerkje. Het is het enige kunstwerk in de eerste zaal. Een mooi versierd doosje uit 1960, geknutseld door een onbekende maker (of makers) met kundig gevlochten muizentrapjes van sigarettenpakjes die portretten van huisgenoten omlijsten. Met mijn neus net niet tegen het glas gedrukt, tuur ik naar woorden die op het doosje zijn geschreven: friendship, together, remembered, en (ik vermoed, het is moeilijk te ontcijferen) de zin: ‘much success and happiness in whatever you do’. Het dierbare doosje, bedoeld als afscheidscadeau voor een van de huisgenoten, is een goede aankondiging voor wat we in de rest van de tentoonstelling over Amerikaanse fotografie kunnen verwachten: schoonheid, emotie en intimiteit. Soms als portret, soms in landschapskunst gegoten en een enkele keer verpakt als gebruiksvoorwerp en kunst ineen. In vele vormen verbeeldden Amerikaanse fotografen van 1839 tot nu hun leven en land.
GO | NO GO #403: De VS in foto’s – tussen droom en realiteit
Gaan of niet gaan: dat bepaal je zelf. Wij geven je – met een kritische blik – tips voor tentoonstellingen. Deze keer was onze nieuwe (!) redacteur Fleur Vroegindewey in het Rijksmuseum Amsterdam voor de foto expositie ‘American Photography’.

American Photography toont ruim tweehonderd daguerrotypes, gelatinezilverplaten, inkjetdrukken, snapshots, portretten, speelkaarten, albumhoezen, boekenleggers en tupperware invites. Het Rijksmuseum huist hier zelfs de eerste selfie aller tijden: in 1840 lukte het fotografiepionier Henry Fitz Jr. (1808-1863) om zichzelf te portretteren. Een belichtingstijd van vijf minuten dwong hem zijn ogen gesloten te houden. Kenmerkende Amerikaanse verkeersborden – groen met witte letters – wijzen je de weg door de verschillende zalen met thema’s als American Photography en Photography Becomes Art. De tentoonstelling is rechttoe rechtaan vormgegeven en beperkt de geschiedenis van de fotografie tot de beelden zelf. Sommige foto’s spreken voor zich, andere worden begeleid door korte anekdotes, zoals de contrastrijke zwart-witfoto van Louis Draper (1935-2002). Er gaat een bijna poëtische sfeer uit van het beeld van een Zwarte jongen in gestreepte blouse, die wegkijkt van de lens. Het tekstbordje leert me dat de desbetreffende jongen drums speelt en dat Draper een belangrijke kunstenaarsgroep van jonge Zwarte fotografen oprichtte. De foto’s en verhalen in de tentoonstelling tonen de Verenigde Staten zoals we ze kennen: complex en vol tegenstellingen.



De toon wordt meteen gezet in de tweede zaal: de beeldvorming van de Verenigde Staten zwiert van droom naar harde realiteit. Aan de ene wand hangen kleurrijke covers van decennia oude uitgaven van Playboy, Sports Illustrated, Esquire, The Bride’s Magazin, Good Housekeeping en The American Home & Family Circle. Allemaal even opzwepend in hun verkooppraatjes als onfortuinlijk actueel wanneer we de ‘gelukzalige’ huisvrouwen zien. Het zijn deze plaatjes uit de jaren 50, die de huidige tradwife-beweging weer als ideaal nastreeft. Aan de overzijde hangen allesbehalve glamoureuze foto’s door fotograaf Robert Frank (1924-2019). Frank schoot maar liefst 27.000 beelden tijdens zijn roadtrip door 30 staten. In grimmige zwart-witnuances confronteert hij ons met de onderstroom van raciale ongelijkheid, angst en corruptie. New York City (1955) is een van de weinige foto’s waarop Frank interactie heeft met zijn onderwerp. Drie androgyn geklede mannen kijken in de camera, hoewel een van de mannen zijn gezicht poogt te verstoppen achter zijn hand. Daarnaast hangt Parade-Hoboken (NJ) (1955): twee onherkenbare figuren staan achter de ramen van een somber ogend bakstenen gebouw, beide gezichten onttrokken aan ons zicht door schaduwen en een wapperende Amerikaanse vlag. Zowel New York City als Parade-Hoboken (NJ) hebben iets onheilspellends, alsof er elk moment iets zal gebeuren dat de Amerikaanse droom doet klappen. Het contrast tussen de verleidelijke tijdschriftencovers en de realistische fotografie door Frank werpen beter licht op de Verenigde Staten van nu: een land dat tussen hoop en wanhoop in hangt.


Wat American Photography goed laat zien, is dat foto’s in één opslag een heel verhaal kunnen vertellen, en samen een hele geschiedenis. De beeldenparade beweegt zich langs ongelijkheid, armoede, strijd, politiek, zelfacceptatie, discriminatie, maar ook langs allerlei doodnormale zaken. De kracht zit ‘m in het samenspel van de foto’s, de gebundelde verhalen; om de paar meter wordt zo weer een stukje Amerikaanse identiteit en geschiedenis onthuld. En dat is niet altijd zo dromerig. The American Indian Souvenir Playing Cards etaleert een wrange inzet van portretfotografie van de Native Americans als toeristische trekpleister. Fotograaf Adam Clark Vroman (1856-1916) maakte van de foto’s van Hopi- en Zuni-nations een heuse kaartenset, verdeeld in religieuze praktijken (klaver), portretten (schoppen), kinderen (harten) en het dagelijks leven (ruiten). Spaar ze allemaal. Even verderop staart Paul uit Bozeman, Montana je recht aan, gefotografeerd door Bryan Schutmaat (1983). Met in zijn ene hand een glas bier en de andere hand op zijn knie, zit Paul naar de camera toe – de belichaming van een droom die niet in vervulling is gegaan. Maar de tentoonstelling is ook een pleidooi voor de fotograaf en diens inventiviteit: het medium wordt nog te vaak verweten dat het de verbeeldingskracht in de weg staat, louter documentair is. Maar je kunt onmogelijk naar Tennessee van Lida Moser (1920-2014) kijken en niet meteen een heel verhaal erbij fantaseren. In het midden van het beeld staan twee meisjes in de schaduw van een grote boom. We zien ze door het open raam van een auto. De meisjes lachen, lijken op iemand te wachten. Het beeld is net een filmstill van het moment vlak voordat er iets gebeurt dat alles zal veranderen. Andere foto’s in de tentoonstelling maken juist heel vrolijk door hun creativiteit. Toen de Schadde Brothers Studio foto’s maakte voor een snoepfabrikant stonden ze voor een probleem: op de zwartwitfoto’s uit die tijd (kleurenfotografie bestond nog niet) kwamen de snoepjes niet bepaald lekker uit. Om het aanbod alsnog appetijtelijk te maken, kleurden ze de snoepjes gewoon stuk voor stuk met de hand in.
Zelf bezoeken?
Fotografiemuseum FOAM in Amsterdam toont momenteel een overzicht van het werk van Saul Leiter, de pionier in de kleurenfotografie. In Saul Leiter, An Unfinished World ontdek je hoe bepalend hij was voor de Amerikaanse fotografie, en waarom hij nog steeds zo geliefd is. Let op: deze tentoonstelling duurt alleen nog maar tot 20 april.
coverbeeld: Brian Schutmaat, ‘Paul, Bozeman, Montana’, 2010