We hebben allemaal wel eens per ongeluk een hele avond back to back TLC-programma’s gekeken. Een van de meest bevredigende shows in het kader van ‘laten we kijken hoe absoluut verknipt andere mensen zijn, dan valt mijn eigen quarterlife crisis eigenlijk best wel mee’ is My Crazy Obsession. Mensen die de vulling uit een jaren 60-bankstel als middagsnack consumeren, mensen die elke dag hun gezicht schoonmaken met industrieel bleekmiddel, mensen die een liefdevolle relatie met een opblaasbare zwembadkrokodil menen te hebben: you name it, they’ve got it. Het Nieuwe Instituut in Rotterdam gaat nu met de billen bloot en toont zijn eigen crazy obsession: verzamelen.
Van een kunstenaar die plastic uit de oceaan vist om een maatschappelijk statement te maken, tot Adri uit Vlissingen die een collectie van 600 mobiele telefoons heeft — de expositie Finders Keepers. The Life of Things is een verzameling verzamelingen: meer dan 5000 voorwerpen uit zo’n 400 collecties. De tentoonstelling heeft misschien wel het meest “museale” thema mogelijk; in musea draait het immers om verzamelen, conserveren en tentoonstellen. Maar waar in de kathedralen voor de kunst doorgaans schilderijen, sculpturen en schetsen getoond worden, richt deze expositie zich op alledaagse objecten. Eén op de drie mensen in de westerse wereld beschouwt zichzelf namelijk een verzamelaar. Wat die verzameling precies behelst, kan ruim geïnterpreteerd worden, wat blijkt als we langs een eindeloze hoeveelheid kapotte fietsbellen lopen. Dat is ook niet belangrijk, want de centrale vraag in deze tentoonstelling delft een stukje dieper: waarom verzamelen we eigenlijk?