Maartje Knepper 18 juni 2024

SPECIAL: Altijd kermis

Het nieuwe kabinet dreigt met onzalige plannen om het btw-tarief op cultuur flink te verhogen, behalve op (onder andere) de kermis. De kèrremis, dacht Maartje Knepper honend: simpel vermaak voor het volk. Een nogal laatdunkende gedachte, concludeert ze al gauw.

Mijn favoriete aflevering van het onovertroffen tv-programma Man bijt hond is die over Maikel, superfan van kermisattractie de Turbo Polyp. En niet zomaar elke Turbo Polyp: alleen de enige echte van Hans van Tol uit Weert. Op een bepaald moment zit Maikel achter zijn bureau ingeklemd tussen diverse vijfarmige poliepen van Lego te kijken naar video’s van het rondtollende gevaarte, terwijl hij de boel door zijn echoënde microfoon opzweept, als ware hij Hans van Tol zelf. ‘Wop wop wop, daar komt-ie, okay let’s gooo!’ Geweldige televisie.

Maikel in zijn kamer, fragment uit Man bijt hond, 2009

Ik moest eraan denken door de onzalige plannen van het nieuwe kabinet om het btw-tarief op cultuur flink te verhogen en onder meer de kermis daarvan vrij te stellen. De kèrremis, dacht ik honend: simpel vermaak voor het volk. Een nogal laatdunkende gedachte die – ik geef het meteen toe – onze anti-elitaire regering en de kunstwereld zéker niet nader tot elkaar zal brengen. Bekijk je de kermis bovendien met een mildere blik, dan zou je het kunnen zien als een tamelijk uniek verschijnsel met onwrikbare onderdelen als het reuzenrad, de grijpmachines, touwtje trekken, de botsauto’s en de suikerspinnenkraam. De ‘kermiscultuur’ staat sinds kort zelfs op de lijst van beschermd immaterieel erfgoed; ga daar maar aan staan. Ook veel kunstenaars blijken gefascineerd te zijn geweest door het vrolijke fenomeen. Daarom – en om Wilders ervan te overtuigen dat sommige kunst hem mogelijk wél kan bekoren – bekijken we vijf kunstwerken over het kermisleven in al z’n glorie.

Pieter Bruegel de Oude, 'De Dorpskermis', ca. 1568

Boerenkermis

In de tijd van middeleeuwer Pieter Bruegel de Oude (ca. 1525-1569) bestonden er al kermissen. Van oudsher – de eerste kermis dateert uit 1023 – was het een behoorlijk plechtige katholieke viering (het woord ‘kermis’ komt van ‘kerkmis’) waarbij de inwijding van het kerkgebouw werd herdacht. Na de gebruikelijke kerkdienst was er een speciale hoogmis met zang en muziek. De kerk werd versierd en er waren optochten. Pas in de vroege Middeleeuwen – en met name op het platteland –  groeide het uit tot een veel uitbundiger feest met muziek, dans, lekkernijen en vermaak. Op De dorpskermis (ca. 1568) schildert Bruegel de Oude zo’n vrijpostige boerenkermis. Er wordt flink gezopen en wild gehost, er is een vozend koppel en er wordt ruzie gemaakt. Ook dansen de mensen met hun rug naar de kerk toe en rent het koppel rechts op het schilderij het beeld in zonder ook maar enige aandacht te schenken aan het bidprentje aan de boom. In die tijd was het gebruikelijk dat je voor zo’n prentje stil bleef staan en al mediterend het gebed las (foei!). Volgens Middeleeuwen-kenner Herman Pleij moeten we dit schilderij dan ook zien als een afkeuring van het primitieve en ongeremde boerenleven.

Pyke Koch, 'Kermis in Utrecht', 1928-1929

Kots-, vecht-, en vrijpartijen

Bij dit werk van Pyke Koch waan je je metéén op de kermis. Je hoort het gezoef en gerinkel van de attracties en het opgewekte fluiten van het draaiorgel. Je ziet de wirwar aan mensen, kleuren en lichtflitsen en ruikt de zoete geur van wafels met kaneel. Het is alsof de schilder ons door een caleidoscoop naar de kermis laat kijken. Behalve de zweefmolen en een paardencarrousel zijn er op deze kermis in Utrecht ook acrobaten, een waarzegster en een heuse zeeleeuwenshow. Rechtsonder is een mannetje in een groen uniform aan het kotsen. Kermis betekende in Kochs tijd behalve feest ook onrust. Het gebeuren liep ’s avonds meestal uit de hand en eindigde dan in opstootjes, diefstallen, vechtpartijen en ‘schendingen van de openbare zedelijkheid’. Om die reden werden kermissen aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw regelmatig voor bepaalde tijd verboden. Toen de burgemeester van Amsterdam dat in 1876 in zijn hoofd haalde, brak er onder arbeiders een grootschalige oproer uit. De oproerkraaiers sloopten zowat de halve stad en uiteindelijk moest het leger worden ingezet om de volkswoede te onderdrukken.

Ed van der Elsken, ' Meisje met suikerspinkapsel', 1956

Suikerspinkapsel

Ed van der Elsken was meestal daar waar iets gaande was, dus vanzelfsprekend ook op de kermis. Hij trof deze jonge vrouw in 1956 op de Nieuwmarkt in Amsterdam. Ze heeft een torenhoog kapsel dat door de witte, ver omhoog getoupeerde plukken inderdaad precies lijkt op de zachte gesponnen suiker die je op iedere kermis vindt. Zo’n suikerspinkapsel was in de sixties dé haardracht van de vrouwelijke nozems, zoals de ‘losbandige’ jeugd in die tijd werd genoemd. Op een foto die Van der Elsken later op de avond schoot, zien we hetzelfde meisje achterop de brommer bij een toffe gozer met een grote vetkuif en wéér op een ander plaatje wordt ze omringd door een stuk of zes jongens op brommertjes. Kennelijk was de kermis ook toen al de plek om te zwieren en te sjansen. Lange tijd wist niemand wie de vrouw op de foto was, totdat haar man zo’n tien jaar geleden aanklopte bij het Amsterdamse Stadsarchief. Hij herkende zijn inmiddels al geruime tijd overleden echtgenote op de foto. Ineens had het suikerspinmeisje een naam: Margriet Swart.

Ria van Dijk, ‘In almost every picture’, 1989
Ria van Dijk, ‘In almost every picture’, 2006
Ria van Dijk, ‘In almost every picture’, 1989
Ria van Dijk, ‘In almost every picture’, 2006

Luchtbuks Ria

Op 5 september 1936 loste Ria van Dijk (1920-1924) haar eerste schot in de schiettent van de vermaarde Tilburgse Kermis. Dat trok toen een hoop bekijks, want zo’n zestienjarig meisje, wat kon je daarvan verwachten als het om schieten gaat? Ria van Dijk schoot meteen recht in de roos en dat moment werd door een camera – die door het raakschieten automatisch werd geactiveerd – vastgelegd. Vanaf dat moment was Ria – lokaal bekend als ‘Luchtbuks Ria’ – jaarlijks bij de schiettent te vinden. Door haar rake schoten werd daar steeds weer een foto van gemaakt. Daarop zien we de montere scherpschutter altijd met één oog dichtgeknepen en met gespannen toekijkende omstanders. In 2006 werden alle door Ria zorgvuldig bewaarde kermiskiekjes – die toen al ruim zeventig jaar besloegen – ontdekt en, omdat ze zo’n gewéldig tijdsbeeld geven, aangekocht door het Stedelijk Museum in Amsterdam. Op Ria’s honderdste verjaardag – een jaar voor haar overlijden – werd er een schiettent geplaatst in de tuin van het verzorgingstehuis. Voor de 84ste keer mikte ze op de roos en… een voltreffer!

Kiki van Eijk, 'Altijd Kermis', 2024, via: Kiki van Eijk

Voor altijd kermis

Als klein meisje was ontwerper Kiki van Eijk (1978) dól op de kermis die eens per jaar neerstreek in haar geboortedorp Tegelen. Het gewoonlijk nogal saaie dorpsplein in het noord-Limburgse plaatsje transformeerde tijdens die gebeurtenis namelijk volledig: ineens was het er spannend, levendig, kleurrijk en iedereen was vrolijk. Er stonden kraampjes met enórme zakken snoep en natuurlijk kon je ook in de supersnelle rups. Zodra de kermis voorbij was, veranderde het plein weer in een lege, grauwe plek. Waarom kan het niet altijd kermis zijn? Met die vraag in haar achterhoofd maakte Van Eijk onlangs speciaal voor ‘haar’ dorpsplein de sculptuur Altijd Kermis, een metershoge bontgekleurde snoepkraam. In het werk zitten allerlei vernuftige verwijzingen naar het Tegelse keramiekverleden, zoals de ‘pannenkletser’ (dakpan), het dakpanfabriekje en de pottenbakker. Een lokale keramist maakte de drie gigantische hangende snoepzakken met mierzoete zachte spekkies in steengoed.

Coverbeeld:  ‘In Almost Every Picture’: Ria van Dijk in Tilburg, 1938, via: De Volkskrant