Sofie Huvaere 05 maart 2024

SPECIAL: Boerenprotest

detail: Rosa Bonheur, 'Labourage Nivernais', 1849

Als je enige tijd geleden in de file stond tijdens een filterblokkade van boze landbouwers, dan schiet je misschien net als ik in een lichte paniek zodra een tractor voorbijrijdt. In Nederland, België en enkele andere Europese landen kwamen ze massaal op straat. Met bezette kruispunten, geblokkeerde op- en afritten en een frituur op de snelweg uitten de landbouwers hun ongenoegen over de vele, omslachtige regels waaraan ze zich moeten houden om hun job uit te oefenen. En de bevolking van voedsel te voorzien, want zonder boer geen voer. Bijna dagelijks staan berichten over boerenprotesten, de vermindering van stikstofuitstoot en bewustwording over waar ons eten vandaan komt in het nieuws. Maar landbouw als hot topic is niet alleen iets van nu.

De Gebroeders Van Limburg, 'Les Très Riches Heures du duc de Berry', ca. 1413-1489
De Gebroeders Van Limburg, 'Les Très Riches Heures du duc de Berry', ca. 1413-1489

Het boerenleven is een terugkerend thema doorheen de kunstgeschiedenis. Al in de middeleeuwen duiken landbouwers op in gebedenboeken en kalenders. Het werk op het platteland stond dan symbool voor de veranderende seizoenen en het wegtikken van de tijd. Een prachtig voorbeeld is het getijdenboek Les Très Riches Heures du duc de Berry (ca. 1413-1489) van de miniatuurschilders De Gebroeders Van Limburg. In zo’n gebedenboek stond een kerkelijke kalender en bij elke maand hoorde een gedetailleerd landbouwtafereel. Op de bladzijde voor de maand oktober zaait een boer in een helderblauwe tuniek zaad vanuit een wit, vlekvrij schort. Enkele eksters in zijn kielzog proberen een graantje mee te pikken. Een andere landbouwer op een paard bewerkt de grond met een eg. Ook hij ziet er tot in de puntjes verzorgd uit. Het is niet de meest realistische weergave van landbouwers in die tijd, wel de meest idyllische. Vanaf de Romantiek verdwenen de landbouwers weer naar de achtergrond en werd het landschap belangrijker. De mens was slechts een kleine pion in de overheersende natuur. Pas in de negentiende eeuw keerde de landbouwer terug als hoofdrolspeler in een veranderende maatschappij. Kijk even mee van toen tot nu.

Jean-François Millet, 'De Arenleesters', 1857, collectie Musée d’Orsay, Parijs

Jean-François Millet, ‘De Arenleesters’, 1857

Pieter Bruegel de Oude (ca. 1525/1530-1569) schonk ons een ultieme blik in het leven van landbouwers in de zestiende eeuw. Schilderijen als De Korenoogst (1565) en De Boerenbruiloft (1567-1568) leverden hem zelfs de bijnaam ‘Boeren-Bruegel’ op. Maar waar Bruegel ons vooral de jolige kant van het boerenleven voorschotelde, vulde de Franse kunstenaar Jean-François Millet (1814-1875) de kunstgeschiedenis aan met enkele boerentaferelen met ietsje meer diepgang. Neem nu De Arenleesters uit 1857, een realistische weergave van drie arme boerenvrouwen in een magnifiek landschap. Het is een van zijn bekendste werken. Op de voorgrond buigen de drie vrouwen zich over enkele graanresten die na de oogst bleven liggen op het veld. Dit ‘arenlezen’ was een soort van toegeving aan de armen, zij mochten het land op om de schamele restjes te vergaren. Lees: de kruimels van de koek. Die tegenstelling tussen rijk en arm sluimert op de achtergrond waar de landbouwers een overvloedige oogst binnenhalen. Het lijkt wel alsof de rijke boeren op de achtergrond oplichten, wat het verschil in de klassen nog duidelijker maakt. Helemaal rechts bekijkt de landheer op zijn paard de zwoegende mensen. Hij valt bijna buiten beeld en maakt bij lange na geen deel uit van de arbeid. Een echte manager dus. Let vooral ook op de gekleurde hoofddoeken en de kledij van de vrouwen. Rood, blauw en wit. De kleuren van de Franse vlag en een subtiele hint naar de revoluties in Frankrijk rond 1848. Vele Fransen waren dan ook niet zo heureux toen Millet dit werk toonde op de expositie Salon de Paris in 1857. De conservatieven vreesden dat een dergelijke, waanzinnig mooie weergave van de landbouwers hen te veel macht gaf en vreesden voor een angry mob gewapend met hooivorken.

Diego Rivera, ‘De bloemenverkoopster’, 1942, privécollectie

Diego Rivera, De bloemenverkoopster, 1942

Een volgeladen mand met witte aronskelken zuigt je als kijker in het werk. Pas enkele ogenblikken later, merk je dat de mand vastgebonden is aan een vrouw. De knoop zit strak om haar borstkas als een soort onverbiddelijke wurgslang. Haar gebalde vuisten sluiten zich net naast de knoop, klaar om het enorme gewicht op haar rug te sjouwen. Dit moment net voor de actie werd in 1942 vereeuwigd door de Mexicaanse kunstenaar Diego Rivera (1886-1957), ook wel bekend om zijn muurschilderingen in opdracht van de Mexicaanse regering en zijn relatie met de al even bekende Mexicaanse kunstenaar Frida Kahlo. Vendedora de Flores (bloemenverkoopster) is een krachtig beeld van de landbouwer (in dit geval in de bloementeelt) die gebukt gaat onder de werkdruk. De vrouw zwicht letterlijk onder het gewicht van de bloemenoogst. Ze knielt met haar lange, zwarte jurk in de stoffige aarde en buigt het hoofd. Als toeschouwer kan je niet anders dan neerkijken op haar kruin. De donkere achtergrond doet vooral de bloemen stralen, niet de vrouw. De rijkelijk gevulde mand symboliseert hier de rijke klasse die, in tegenstelling tot de landbouwers, geld in overvloed heeft om luxewaren zoals weelderige boeketten te kopen. En de teler? Die verdient er slechts een habbekrats aan. Inheemse landbouwers met enorme bundels aronskelken zijn een terugkerend thema in het werk van Rivera, die lid was van de communistische partij. Hij maakte dergelijke schilderijen vanaf 1925, niet toevallig tijdens de naweeën van de Mexicaanse Revolutie (1910-1920). De boerenprotesten tegen de Mexicaanse elite en de buitenlandse grootgrondbezitters zorgden ervoor dat het land herverdeeld werd. Rivera’s Vendedora de Flores is een eerbetoon aan de inheemse landbouwers die elkaar steunen. Of had je de kalende man op de achtergrond nog niet opgemerkt? Hij staat klaar – voeten stevig in de grond verankerd – om de last te helpen dragen. 

Andrea Büttner, 'Aspergeoogst', 2021, Jan Mot Gallery, Brussel

Andrea Büttner, Aspergeoogst, 2021

Dat de perikelen in de landbouw ook hedendaagse kunstenaars beroeren, bewijst de Duitse kunstenaar Andrea Büttner (1972). Tijdens de coronacrisis observeerde ze de seizoensarbeiders die het witte goud met de hand oogstten op het platteland rond Berlijn. Ze schetste hoe de arbeiders wroetten in de aarde om de groente los te maken van de wortel. Heel voorzichtig, anders breekt het delicate (en lekkere) aspergepuntje. Om daarna de grond opnieuw aan te drukken, zodat nieuwe scheuten uit de wortel kunnen groeien. Tijdens het schetsen viel haar de voorovergebogen houding van de plukkers op. Ze zag geen gezichten, enkel mensen die in een diepe buiging naar de aarde graaien. Van die snelle schetsen maakte Büttner monumentale houtsneden op papier voor de zevendelige serie Spargelernte (Aspergeoogst). Slechts in enkele, ruwe lijnen gaf ze gestalte aan de buitenlandse seizoenarbeiders die de tijdrovende taak ver van huis uitvoerden, vaak voor het gezin dat ze thuis hadden achtergelaten. Zonder context hebben de werken haast iets heiligs; als een paus die nederig door de knieën gaat om de grond te kussen. En toch voelt het werk tegenstrijdig: seizoensarbeiders die zich krom werken om het land te voorzien van dure groenten. Tijdens de pandemie was er namelijk door het reisverbod een tekort aan seizoensarbeiders uit Oost-Europa. Berichten over aspergetelers die hun oogst dreigden te verliezen versus de onhygiënische leefomstandigheden en het verhoogde risico op besmetting onder de seizoensarbeiders, beheersten toen de Duitse media. De aspergeoogst werd zo het symbool voor de kritiek op de arbeidsmigratie in de Europese landbouw. Is het eten of gegeten worden?