Sofie Huvaere 08 oktober 2024

SPECIAL: Een ode aan de badkamer

Sofie Huvaere zou zich graag overgeven aan allerhande badkamerrituelen, van het vlugge tandenpoetsen in de ochtend tot eindeloos weken in een welriekende badkuip. Helaas is haar badkamer veel te klein. Dan maar een ode aan vier badkamerscènes in de kunst.

Nu de temperatuur daalt en de dagen weer korter worden, is het tijd om op te warmen in een heerlijk geurend bad. Theelichtjes, een boek of serie en een handjevol badzout met jasmijn, muntblaadjes en citrusaroma, en weken maar. Terwijl je huid rimpelt, kun je je gedachten vrij laten drijven op het water. Die van mij dwalen de laatste tijd steeds af naar de aanstaande verkoop van mijn huis. Met het huis verkoop ik dus ook mijn badkamer, en ik vrees dat de hele verkoop valt of staat met deze ene kamer. Ze is uit de mode, de tegeltjes zijn hier en daar wat vergeeld en ze is vooral veel te klein (iemand omschreef het smakelijk als ‘je kan op het toilet zitten en overgeven in je bad tegelijk’). 

Waar ik me veel liever aan zou overgeven, zijn de vele rituelen die plaatsvinden in een badkamer. Het vlugge tandenpoetsen tijdens de ochtendspits en de twelve step skincare routine in de avond. Soms samen, soms alleen. Daar is nu geen plek voor in mijn kleine badkamer. Dan maar een ode in schrift aan vier badkamerscènes in de kunst.

Jacques-Louis David, 'De moord op Marat', 1793, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel

Hoe iconisch is die ene scène uit de Hitchcock-film Psycho (1960). Die met de snerpende pieptoon, het douchegordijn, het opgeheven mes en het bloed dat langs het afvoerputje wegstroomt. Of de mintgroene badkamer met het badderende oude besje in Kubricks The Shining (1980). Beide scènes hakken er zo in dat ze ondertussen tot het collectief geheugen behoren. In de schilderkunst is De moord op Marat (1793) van de Franse kunstenaar Jacques-Louis David zo’n sleutelwerk. Het toont de Franse revolutionair en oproerkraaier Jean-Paul Marat, vermoord in zijn bad. Marat leed aan een huidziekte en spendeerde grote delen van de dag in de badkuip om de pijn te verzachten. Tijdens het baden werkte hij. Vandaar het inktpotje en de papieren op het kistje naast het bad en de veer in zijn levenloze rechterhand. In zijn andere hand houdt hij een met bloed bevlekt papiertje. ‘Charlotte Corday’, leest het briefje; de naam van zijn moordenares. De 25-jarige vrouw doodde Marat met een keukenmes, omdat ze hem verantwoordelijk achtte voor de executie van meerdere tegenstanders van de Franse Revolutie. David schilderde zijn vriend (beide mannen waren lid van de Jakobijnen, een hervormingsgezinde beweging) en maakte van het tafereel een waar martelaarsportret. En inderdaad, de witte doeken, de steekwonde in de borststreek en de houding van het lijk doen erg Christus-achtig aan. Tijdens de Franse Revolutie (1789–1799) was het schilderij beslist een knap staaltje propaganda. Jacques-Louis David wilde sympathie opwekken voor Marat en hoopte zo anderen te inspireren tot grootse daden tijdens de revolutie. De moord op Marat is zo iconisch dat ook andere kunstenaars zoals onder andere Munch, Picasso en Ai Weiwei een eigen interpretatie maakten van het werk.

Jean-Pierre Bonnard, 'Nu dans le bain', 1936, Musée d’Art Moderne de Paris, Parijs

Dat een bad nemen heilzaam kan zijn, wist ook de Franse kunstenaar Pierre Bonnard. Zijn partner en muze Marthe de Méligny ging in bad op doktersvoorschrift. De vele badjes maken dan ook een groot deel uit van Bonnards oeuvre: Marthe maakt haar toilet, Marthe droogt zich af, Marthe wast zich in een tobbe, enzovoorts. Op Nu dans le bain uit 1936 ligt ze languit in bad. Haar pose doet denken aan Ophelia (1852) van John Everett Millais. Dit tragische personage uit Shakespeares toneelstuk Hamlet verdrinkt zichzelf met wildboeket en al in een beek. Van Marthe wordt gezegd dat haar mentale gezondheid wankelde, dat ze maniakaal baadde om rust in haar hoofd te vinden. In dat opzicht is een vergelijking met de al even wankele Ophelia snel gemaakt. De badkuip op Nu dans le bain neemt de vorm aan van een tombe waarin alles grauw en grijs is. Het naakte lichaam als kleurloos, drijvend lijk. De clash met de levendige kleuren op de achtergrond is groot. De felgekleurde gele, blauwe en paarse wandtegels gonzen van het licht. Net als de kleurrijke bloemen die voorbij drijven op Millais’ Ophelia.

Pierre Bonnard, 'Nu à contre-jour', 1908, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel
Pablo Picasso, 'La chambre bleue', 1901, The Phillips Collection, Washington
Pierre Bonnard, 'Nu à contre-jour', 1908, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel
Pablo Picasso, 'La chambre bleue', 1901, The Phillips Collection, Washington

Een heel andere indruk geeft Nu à contre-jour uit 1908, waarop Marthe parfum verstuift op haar naakte lichaam. In tegenstelling tot het horizontale Nu dans le bain straalt de rechtopstaande vrouw nu een enorme levenskracht uit. Ze lijkt zich op te laden aan het zonlicht dat op haar lichaam valt. We krijgen hier een fiere Marthe te zien. Links op het schilderij valt een grote, platte waskom op. Een badkamer was aan het begin van de twintigste eeuw enkel weggelegd voor de rijken. Veel mensen wasten zich in een tobbe of aan de wastafel in de slaapkamer. Ook op La chambre bleue uit 1901 van Picasso duikt zo’n zinken teil op. Een blonde vrouw wast zich rechtopstaand, enkele waterdruppels spatten van haar lichaam. Met de kan links kan ze zich afspoelen. Ze buigt zich voorover om haar bovenbenen in te zepen of nat te maken, waardoor we haar gezicht niet zien. Haar blonde haren zijn netjes samengebonden, zodat ze niet nat worden. Het naakte, bleke lichaam contrasteert prachtig met de blauwe achtergrond. Alle aandacht gaat naar haar ritueel. La chambre bleue is een van Picasso’s eerste meesterwerken uit zijn zogenaamde blauwe periode (1901-1904). Een depressie had de kunstenaar in zijn grip en dat uitte zich in sobere, blauwgetinte schilderijen met eenzame figuren. En toch: een sprankeltje hoop lonkt in de rechterbovenhoek van het doek in de vorm van een schilderij of affiche van een levenslustige vrouw met een witte, opwaaiende jurk.

Frida Kahlo, What the Water Gave Me, 1938, collectie van Daniel Filipacchi, Parijs

De Mexicaanse Frida Kahlo laat ons op het schilderij What the Water Gave Me uit 1938 het tegenovergestelde van een ontspannend moment voor jezelf in bad zien. Haar tenen rusten tegen de rand van het bad en je kijkt dus mee vanuit haar ogen. Haar gedachtenspinsels krijgen vorm in het water. En die zijn allesbehalve vrolijk: een brandend gebouw, een vrouw die gewurgd wordt met een touw, een drijvende jurk … Kahlo lijkt in bad te willen ontsnappen aan haar turbulente leven met fysiek en psychisch lijden, maar de beelden zijn zo halsstarrig dat ze steeds weer komen bovendrijven. De kunstenaar was 31 jaar oud toen ze het schilderij maakte en leed toen al 13 jaar aan chronische pijn door een ongeval. Ook op huwelijksvlak liep het grondig fout. Haar echtgenoot, de kunstenaar Diego Rivera, verzegelde bovendien na de dood van zijn vrouw twee badkamers in hun huis. Pas in 1972 werden de kamers weer geopend. Tal van persoonlijke objecten – voornamelijk medische hulpmiddelen zoals krukken en korsetten – lagen nog in de badkamer. In 2005 fotografeerde de Mexicaanse kunstenaar Graciela Iturbide de kamers Frida Kahlo’s spulletjes. Iturbide bracht een hommage aan What the Water Gave Me door zichzelf vanuit hetzelfde standpunt te fotograferen in het bad. En zo ontmoetten twee Mexicaanse, vrouwelijke kunstenaars zichzelf over de grenzen van tijd en ruimte heen in de intimiteit van de badkamer.

cover: Edvard Munch, ‘Marat in the Bath and Charlotte Corday’, 1930