Laura Korvinus 29 mei 2024

SPECIAL: Het zachtste protest

Textiel wordt allang niet meer enkel geassocieerd met het huishouden. Het is zelfs een geliefd materiaal voor activisten. Onze redacteur Laura Korvinus zocht uit hoe die relatie is ontstaan.

Breien, borduren, naaien, vilten: het zijn bezigheden die eeuwenlang in het beste geval werden geassocieerd met duurzaamheid – handige skills om om je kleding langer mee te laten gaan – en in het slechtste geval met “typisch vrouwenwerk” dat binnenshuis wordt gedaan. Ook in de westerse kunstgeschiedenis haalden critici lang hun neus op voor kunst van textiel. Ze zagen het eerder als decoratief dan als hoge kunst, waar bijvoorbeeld beeldhouwkunst of schilderkunst wel onder werden geschaard. Maar wie goed naar de geschiedenis kijkt, ziet textielkunst de afgelopen decennia regelmatig opduiken in een tegenovergestelde context dan die van het huiselijke en zachtaardige: in politieke protesten.

Anya Paintsil, detail 'God Will Punish Him', 2021, foto: The Ed Cross Gallery

Van de tegenbeweging tijdens het Pinochet-regime in Chili tot de Occupy Wall Street Knitters: textiel is een geliefd materiaal voor uiteenlopende vormen van activisme. Waarom is juist dit medium, dat op het eerste gezicht zo ongevaarlijk en niet-bedreigend lijkt, zo’n sterk vehikel voor verandering? Onze redacteur Laura Korvinus zocht het uit. 

Bauhaus-studenten in de weefworkshop. T. Lux Feininger/Bauhaus Archive
Anni Albers, 'Pasture', 1958, Courtesy © The Josef and Anni Albers Foundation, ARS, 2024, © Metropolitan Museum of Art, foto: Peter Zeray
Bauhaus-studenten in de weefworkshop. T. Lux Feininger/Bauhaus Archive
Anni Albers, 'Pasture', 1958, Courtesy © The Josef and Anni Albers Foundation, ARS, 2024, © Metropolitan Museum of Art, foto: Peter Zeray

Rozsika Parker (1945-2010), feminist en redacteur van het magazine Spare Rib, onderzocht in haar boek The Subversive Stitch hoe het toch kwam dat borduren tot een symbool van vrouwelijkheid was uitgegroeid. Ze concludeerde dat borduren in de zeventiende eeuw uitgroeide tot een soort statussymbool voor vrouwen. Het kunnen borduren gaf aan dat je tot de elite behoorde, waarin de man genoeg verdiende om zijn vrouw thuis te vrijwaren van (huishoudelijk) werk. Tegen de negentiende eeuw, schrijft ze, was dit sentiment zo ingesleten dat vrouwen borduurden omdat ze nu eenmaal vrouw waren. Deze associatie kleefde nog in de eeuw die volgde aan het medium. Zo beweerde Walter Gropius, directeur van het Bauhaus, dat vrouwen de ‘mentale capaciteit misten om driedemensionaal werk te maken’. Daarom liet hij een weefafdeling inrichten, waar hij enkel vrouwelijke studenten naartoe verwees na hun toelating. Hiding in plain sight binnen de beklemmende patriarchale structuur van het instituut experimenteerde de weefafdeling er echter flink op los en werden baanbrekende technieken ontwikkeld. Kunstenaar Anni Albers (1899-1994) maakte bijvoorbeeld textielwerken die autonoom, zoals een schilderij, aan de muur gehangen konden worden.

Claudy Jongstra, 'Guernica de la Ecologia', 2021, courtesy: Iona Stichting, foto: Michel Claus. C/o Pictoright, Amsterdam, 2023

Tegenwoordig lijkt textiel de positie van de underdog nog steeds niet helemaal te hebben afgeschud. Claudy Jongstra (1963), die metersgrote, robuuste kunstwerken maakt van wol, weigert zichzelf wolkunstenaar te noemen, omdat dit haar te ongevaarlijk klinkt. Ze noemt zichzelf liever activist. Haar kunstwerken doorlopen een volledig organische keten, van het houden van haar eigen Drentse heideschapen tot het kleuren van de wol met middeleeuwse recepten uit planten die ze zelf groeit en, uiteindelijk, het vilten met de hand. Het is een zeer intensief proces dat draait om samenwerking met zowel de mensen als de natuur om haar heen. De voltooide kunstwerken – gigantische, kolkende kleurpaletten van wol – zijn een schreeuw tegen het uitputten van de nat

Arpillera met duif, via Teaching Latin America through Literature

Toch is de ‘ongevaarlijke’ bijsmaak soms juist een essentieel onderdeel om activisme mogelijk te maken. Een van de krachtigste voorbeelden hiervan zijn de Arpillerista’s uit Chili. Tijdens het Pinochet-regime in Chili van 1973 tot 1989 begon de hardst getroffen bevolkingsgroep, vrouwelijke bewoners van sloppenwijken, de gruwelijkheden van het bloederige regime uit de doeken te doen door middel van textielkunst. Van kinderen die geen eten hadden tot vermoorde zonen en echtgenoten – de vrouwen vingen deze realiteit in hun borduurwerk. Het borduren bleek een essentiële pijler van de tegenbeweging: iedereen kon bij elkaar komen om arpilleras te maken, waardoor bewustzijn en saamhorigheid onder de bevolking groeide. En door de borduurwerken aan het buitenland te verkopen, groeide ook de bekendheid van het leven onder de dictatuur, wat door mediacensuur maar beperkt naar buiten kwam. 

Ana Lupas, 'Coats to Borrow', 1989, (detail) foto: Carlo Favero. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.
Cecilia Vicuña, 'Quipu Womb (The Story of the Red Thread, Athens)', 2017
Ana Lupas, 'Coats to Borrow', 1989, (detail) foto: Carlo Favero. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.
Cecilia Vicuña, 'Quipu Womb (The Story of the Red Thread, Athens)', 2017

Vanaf de jaren 60 kozen kunstenaars steeds vaker voor textiel om subversieve werken mee te maken of onderdrukte stemmen te laten horen. Zo maakte kunstenaar Ana Lupas (1940, nu in het Stedelijk Museum in Amsterdam te zien) textielwerken van de beperkte hoeveelheid materialen die onder de Roemeense dictatuur beschikbaar waren, zoals jute en oude militaire pakken. Omdat protesteren levensgevaarlijk was, bedacht ze een alternatief om contact te houden met gelijkgestemde kunstenaars. In 1989 werden door haar in elkaar genaaide Coats to Borrow doorgegeven onder bevriende kunstenaars. Ieder van hen borduurde een naam of symbool in de jas, bedoeld als gezamenlijk tegengeluid tegen een onmenselijke ideologie. Ook Feliciano Centurión (1962-1996) uit Paraquay koos dekens, met hun beschermende karakter, als medium om zijn overpeinzingen om het persoonlijk én politieke vorm te geven: zijn leven met AIDS. En de Chileense Cecilia Vicuña (1984) maakte gigantische Quipu’s, traditionele inheemse knooptechnieken waarmee informatie werd bijgehouden, om daarmee aandacht te vestigen op onderdrukking van pre-koloniale kennis. Slechts drie namen van vele kunstenaars – waaronder ook Faith Ringgold, Ibrahim Mahama, Anya Paintsil, Bouchra Khalili, Pacita Abad en Gluklya – die sinds de jaren 60 textiel gebruiken om kwesties als onderdrukking of ongelijkheid aan de kaak te stellen.

Solange Pessoa, 'Hammock (part of 4 Hammocks)', 1999-2003, courtesy of Rubell Museum, Miami

De laatste jaren is de waardering van textiel en handwerk in musea enorm gestegen. Enkele tentoonstellingen van de afgelopen twee jaar die activistische (en soms ook subversieve) textielkunst als hoofdonderwerp hadden, waren Craft! Now (Apeldoorn), Material Power: Palestinian Embroidery (Cambridge) en Handmade: On the Social Dimensions of Art (Athene). Dit jaar licht de Biënnale van Venetië textielkunst op grootschalige wijze uit, en is de tentoonstelling Unravel: The Power and Politics of Textiles in Art nu in London en in het najaar in het Stedelijk Museum Amsterdam te zien. Hoewel de positie van textielkunst eeuwenlang het onderspit heeft moeten delven, heeft de systematische onderschatting ervan ertoe geleid dat het een ideaal mediuml is geworden voor protest. Van een radicaal ander productiesysteem dat onze relatie met onze levende omgeving bevraagt tot anti-dictatoriale borduurcampagnes: het zachtste materiaal is in staat om de krachtigste boodschappen te dragen.